Een column van Karin Savonije
Mijn vader heeft een tuin, een heel grote tuin, met een boomgaard met appel-, peren- en pruimenbomen. Met een groot grasveld en met bloemperken en struiken die het hele jaar door in allerlei kleuren bloeien. Mijn vader heeft veel zorg voor zijn tuin, er is altijd wel wat te doen. Elke dag van het jaar kun je hem buiten vinden. Het werken in de tuin houdt hem vitaal en het doet een beroep op zijn creativiteit.
Op zijn oude dag kan hij niet meer zo lang aaneengesloten werken. Dan deelt hij de dagen in klusjes op en rust hij tussendoor. Ook besteedt hij zwaarder werk aan een jonge buurman uit, of krijgt hij hulp van zijn kleinkinderen die in hetzelfde dorp wonen.
Zo is de tuin van mijn vader in de afgelopen 35 jaar dat hij er eigenaar van is, van een wildernis herschapen tot een prachtige plek in het Twentse landschap. Aan de voorkant liggen het huis en de oprit aan de doorgaande weg in het dorp. Aan de zijkanten grenst de tuin aan de linkerkant aan de tuin van de buren en aan de rechter kant aan de landweg van een boer. Aan de achterkant van de tuin is er het uitzicht op weilanden, een boerderij en in de verte een landgoed.
Maar iets ontbreekt er aan de tuin. Iets in zijn tuin geeft mijn vader al jaren ongemak. Er is geen duidelijke grens tussen de boomgaard en het weiland. Weliswaar is er aan het eind van de tuin een sloot en aan de overkant van de sloot staat een rij oude eikenbomen, maar onduidelijk is van wie de sloot en de bomenrij zijn. Jarenlang was hierover met de boer een stilzwijgende overeenstemming, de eiken waren van de boer. Maar nu er een nieuwe eigenaar op de boerderij gekomen is en mijn vader op leeftijd raakt, komt de onzekerheid over hoever zijn tuin reikt bij hem weer naar boven. Mijn vader had schroom om de nieuwe buurman naar de grens te vragen. Een winter lang werd het in de familie besproken. Een plan werd vooruitgeschoven. Op een vroege lentedag durfde mijn vader het toch aan om samen met mijn moeder op de buurman af te stappen. Tot zijn opluchting wist de buurman ook niet waar de grens van zijn land lag en wilde hij het eveneens graag weten.
Bij navraag bij het kadaster bleek er geen kaart met perceelgrenzen van het gebied te bestaan. Er kwam een landmeter aan te pas, die urenlang coördinaten heeft staan opmeten, door zijn apparatuur kijkend naar ijkpunten. Ook heeft hij gravend met een schop naar oude grenspalen gezocht. De landmeter vond de grenspalen uiteindelijk diep in de grond en daarmee werd de grens tussen de tuin van mijn vader en het weiland van de buurman een feit. De sloot hoort bij de tuin van mijn vader en de walkant met de eikenbomen is van de buurman. Beiden hebben de grens in de loop van een ochtend zichtbaar zien worden en zijn er zeer content mee.
Mijn vader kan nu met een gerust gemoed weer voor zijn tuin zorgen. Hij heeft boven de grenspalen zichtbare markeringen gemaakt en hij heeft ze mij van de zomer allemaal laten zien. Ook heeft hij een plattegrond getekend en alles daarop nog eens duidelijk aangegeven. Mijn vader voelt zich opgelucht, meer ontspannen en bewust van wat van hem is, waarvoor hij verantwoordelijk is en wat hij in nalatenschap schenken kan.
Soms vraag ik mij af hoe de fysieke tuin van mijn vader zich verhoudt tot zijn geestelijke tuin. Maar waar hij buiten alles laat zien, heeft hij van binnen zijn eigen afgeschermde plekken. Net als ik.
Karin Savonije, ergotherapeut/coach re-integratie |